De gezichtjes staan wat strak aan het ontbijt. Vandaag de Kale Berg. Iedereen weet hoe het met Tommy
Simpson is afgelopen in 1967. Een klim van maar liefst 21km met een stuk van 12 km door het bos met een gemiddeld stijgingspercentage van 10%.
Bij het passeren van onze buren de Legionairs inspecteren in de ochtend 2 man al joggend in een sukkeldrafje het hekwerk rondom het kazerneterrein.
De aanloop van de klim bedraagt ca 40km en de bedoeling is nog even vooraf te pauzeren in Bedoin. Als opwarmertje hebben we een helling met aan het begin een lelijk stijgingspercentage van 9%. Echt lekker gaat dat niet. Is dit de voorbode voor de Ventoux? In de afzink naar Bedoin hebben we een soort snelweg het dal in. Dat is even lekker. Beneden gekomen blijkt Bedoin helaas niet Bedoin te heten, maar Villes-surAuzon. Ai, verkeerde afslag. En Norbert is vermist. Volgens de overlevering was hij boven nog met zijn remmen aan het prutsen. Zaken worden weer snel door Leon in elkaar gepast. Na mobiel contact blijkt inderdaad dat Norbert de goede afslag heeft genomen en we spreken af te verzamelen in Bedoin. Voor het leeuwendeel betekent wat extra bonuskilometers, maar niet gezeurd: “wat je niet in je kop hebt, heb je in je benen”.
We drinken koffie en limonade in het beroemde cafe Le Relais du Ventoux te Bedoin. Het gerucht gaat dat Tony Simpson in 1967 hier als oppeppertje wat whisky kreeg aangereikt. Net voorbij het dorp gaan we rechtsaf en rijden we over de streep van de officiële tijdregistratie. Het is kwart voor één, het is bloedheet en de komende twee uren worden een helletocht. Dat verlangt wat van lichaam en geest. Blik op oneindig en stoempen. Een paar kilometer verder volgt na een bocht naar links de echte helling door het bos: 12 km à 10%. Sommige mensen zoals Thijs geven achteraf aan tafel aan dat ze er van genieten. Ik geloof Thijs. Thijs is al een stap verder in de evolutie: “Als jij goed bent voor De Berg is de berg ook goed voor jou.” Laat ik helder zijn: in dat stadium van de evolutie ben ik nog niet aanbeland. Persoonlijk vraag ik mij op dat soort momenten af waarom ik in vredesnaam niet gewoon met een hangbuikje op een terras aan een biertje zit. Die mensen hebben in de evolutie een afslag genomen die mij bijzonder aanspreekt. En meer in concreto vraag ik mij af waarom ik ook niet zo’n gek-makend bergverzetje heb gemonteerd als de 34×30 van Dirk Kanters die ik al kilometers in zijn kont zit te koekeloeren zonder dat ik dichterbij kom. Van dat soort dingen.
In de periferie van Dirk en Christian ploeter ik voort door het bos. Door te roepen “héééé Rapha-boy” probeer ik Christian te laten weten dat ik in zijn kielzog zit. Noem het psychologische oorlogvoering. Na 12 km komen we het bos uit bij La Place Reynard en is het nog 6km tot de top. Het hellings-percentage wordt wat vriendelijker: 8%. Het uitzicht is weids en de Kale Kop met de stekel op zijn hoofd grijnst ons al toe: wees welkom. We passeren een Schot met een grote camera op zijn stuur die begeleidende teksten hardgrondig inspreekt. “Ha, you’re keeping your diary” hijg ik hem toe. “No-no, I’m just pushing myself”. Hij klampt aan bij ons. We wisselen wat uit over onze herkomst en Christian perst er uit beleefdheid een knetterende Keltische vloek uit. Vraag Christian om in het Hebreeuws te vloeken en hij doet het. Talenwonder.
Voor één keer dan statistische gegevens over een Col: Dany is er als eerste in een keurige tijd van 1.37min. Norbert in een tijd van
1.47min, en Christian verrast zichzelf met een tijd van 1.48 min, gevolgd door Cyril op
1.50min. Dirk en Jos volgen niet veel later op enkele minuten en Leon komt precies op 2.00u binnen. Thijs, Hans, Nico en Toon druppelen ook binnen en even later arriveren ook de menselijke overblijfselen van Frank, opgebaard op een Fondriëst.
Bij terugkomst is het een lange weg naar beneden. Op Place Reynard pikken we Tiny Coolen op die al had aangegeven dat daar zijn hoogtepunt zou liggen. De afdaling van 27 km via Sault is een geschenk uit de hemel: lekker strak asfalt, niet te steil en heerlijk lopende bochten. Bij sommige is nog wat angst vanwege de vermeende gestrooide spijkers waar onze Belgische hotelgenoten ons over informeerden. Maar de angst blijkt niet
gegrond. Onderweg komen we weer de ploeg tegen van Giant-Alpecin met John Degengolb, volgens Chistian.
Beneden aangekomen in Sault eten we op een wijds terras dat formidabel uitkijkt over de landerijen en de Ventoux. De lasagne en spaghetti laten we ons heel goed smaken. Het leven is goed. Terug naar huis, nog 11 km uitbollen.
We verpozen ons aan het zwembad. Als een stel kleine jongetjes wordt er gestoeid in het water. Reus Nico blijkt de onbetwister leider, in het water dan.